Dossiers

Op stap in de Wunderkammer

Wunderkammer

Wanneer je in CINEMATEK een film gaat kijken kan je vooraf een bezoekje brengen aan de Wunderkammer. Deze maakt onlosmakelijk deel uit van de wens om cinema in al zijn facetten te tonen.

Op stap in de Wunderkammer

Op stap in de

Wunderkammer

Wanneer je in CINEMATEK een film gaat kijken kan je vooraf een bezoekje brengen aan de Wunderkammer. Deze maakt onlosmakelijk deel uit van de wens om cinema in al zijn facetten te tonen.

Even een blik terug in de tijd:

Het Filmmuseum (nu CINEMATEK) is in 1962 van start gegaan met dagelijkse vertoningen. Jacques Ledoux, de toenmalige conservator, wilde een vaste stek om de groeiende collectie van het Filmarchief te tonen. Voordien was er enkel Écran du Séminaire des Arts, met per seizoen een 12-tal vertoningen, die doorgingen in de Henry Le Bœuf zaal van het Paleis voor Schone Kunsten.

Bij de opening van het Filmmuseum in 1962 was er in de lobby een tijdelijke tentoonstelling over de voorgeschiedenis van de film. Van bij het begin wilde Ledoux een link naar wat we nu aanduiden met de term ’Media Archeologie’, maar de fondsen daarvoor ontbraken toen.

In 1967 was het zover, de tentoonstelling rond de voorgeschiedenis van de film opende haar deuren. Deze vaste tentoonstelling heeft ondertussen al enkele herwerkingen gekend, maar toont nog steeds de essentiële stappen die geleid hebben tot de uitvinding van de film.

De tentoonstelling is niet strikt chronologisch opgebouwd maar eerder thematisch samengebracht. Vele kleine en grote uitvindingen hebben bijgedragen aan de zoektocht om beweging te kunnen ontleden (camera), vastleggen (pellicule) en reproduceren (projectie). Daar was het immers om te doen, beweging kunnen vastleggen en reproduceren zoals men ze in het echte leven ook waarneemt.

Van bij het begin was de tentoonstelling zeer didactisch opgebouwd, ook in de manier van tentoonstellen. Ze was en is uitgerust met mechanismen die in werking gesteld worden door drukknoppen, het was kortom, van bij het begin, een interactieve tentoonstelling avant la lettre.

Zo kan je bewegende schaduwen zien, de dag/nacht effecten bewonderen van het panoptisch polyorama, een protean view bekijken dat zijn geheim prijsgeeft, de wonderlijke overvloeiing bij de toverlantaarnprojecties ontdekken. Iedereen kent waarschijnlijk de theorie van de nawerking van visuele waarnemingen, wel je kan ze in de Wunderkammer ook zien met de kleurenschijf van Newton en de tol van Nollet. “Daarom zit de vogel in de kooi."

“Daarom zit de vogel in de kooi."

In de Wunderkammer is er ook grote aandacht voor Joseph Plateau, de Belgische wetenschapper die je de grootvader van de cinema kan noemen. Hij heeft met zijn fenakistiscoop de oplossing aangereikt om een beweging die vooraf ontleed was, terug samen te stellen door middel van een sluiter.

De fenakistiscoop is een ronde schijf waar op één zijde op de omtrek een reeks tekeningen zijn aangebracht die de verschillende fases van een beweging weergeven. Elke tekening verschilt van de vorige. De ander zijde van de schijf is egaal donker. Tussen die tekeningen zijn gleuven aangebracht. Wanneer je die schijf dan voor een spiegel laat draaien en door de gleuven aan de donkere zijde naar de reflectie van de tekeningen in de spiegel kijkt, komt het beeld tot leven als een kleine animatiefilm. Elke tekening verschijnt kortstondig om dan weer afgedekt te worden door het zwart tussen de gleuven. Die tijdelijke afdekking functioneert hier als sluiter. Daarna passeert de volgende gleuf voor het oog en onthult een licht verschillende tekening, de volgende fase van de beweging. Door de snelle opeenvolging hiervan wordt de beweging die in aparte beeldjes was ontleed, opnieuw samengesteld.

Het belang van de uitvinding van Plateau, de idee om een sluiter aan te brengen tussen de beelden, kan niet genoeg worden benadrukt. Zonder die sluiting is geen samenstelling van beweging mogelijk. Bij de ingang van CINEMATEK vind je een didactisch vergrote versie van zo’n fenakistiscoop. Ter herinnering aan Joseph Plateau is onze kleine zaal naar hem genoemd.

Reeds in 1967 werd speciaal voor de tentoonstelling een reconstructie van het mechanisme van de Ciné­matographe Lumière gemaakt. Deze maquette verduidelijkt het principe van intermittentie: op het ogenblik van de fotografische opname blijft de pellicule onbeweeglijk, na de opname gaat de sluiter dicht om verdere belichting van de film te verhinderen, en wordt de pellicule doorgetrokken en klaargezet voor een volgende opname. Die onderbroken voortbeweging is wat begrepen wordt onder intermittentie. Bij deze camera van de gebroeders Lumière gebeurde dit zo’n 16 keer per seconde. Bij de klankfilm zou men een standaard van opnamesnelheid 24 beelden per seconde hanteren.

Dezelfde intermittentie vind je bij de projectie: een snelle opeenvolging van stilstaande beelden en na elk beeld een sluiting – de lichtstraal die door de pellicule tot op het scherm schijnt wordt onderbroken – ; tijdens die sluiting wordt doorgespoeld naar het volgende beeld. Deze snelle opeenvolging van stilstaande beelden nemen wij waar als beweging, uiteraard op voorwaarde dat die vooraf correct werd ontleed.

De beweging die we zien op het scherm is een reconstructie die in ons hoofd gebeurt. Op het doek verschijnen immers slechts onbeweeglijke opnames, telkens onderbroken door een moment van duisternis.

De Cinématographe Lumière was bij aanvankelijk een multifunctioneel toestel. Het kon worden gebruikt als opnamecamera, als printer – om van het filmnegatief een positieve, projecteerbare kopie te trekken –, en deed ook dienst als projector. Vrij snel werden hier echter aparte toestellen voor gebouwd, want de verschillende functies hadden ook verschillende noden.

Met de camera Lumière eindigt ook de tentoonstelling in de Wunderkammer. Het gevolg van deze uitvinding kun je gaan bekijken in de zalen.