Dossiers

Gesprek met programmatoren

Van de rekken naar de zaal

Een filmzaal programmeert zichzelf niet.

Interview: Van de rekken naar de zaal, Gesprek met programmatoren

interview

Van de rekken naar de zaal

Gesprek met programmatoren

Een filmzaal programmeert zichzelf niet. Het filmprogramma van de twee zalen van CINEMATEK in de Baron Hortastraat wordt samengesteld door een ploeg van vier mensen. Hoe gaat dat in zijn werk? Wat speelt mee tijdens de selectie van films? We stelden elk van hen dezelfde acht vragen.

Via welk parcours ben je bij de programmatie van het Filmarchief terecht gekomen? Hoe heeft dat je liefde voor film veranderd?

Christophe: Ik ontmoette de programmatieploeg van CINEMATEK in 2014 bij de organisatie van een voorstelling met de muziek voor pianola van een verloren film van Jean Grémillon, Tour au Large. De Engelse muzikant en verzamelaar Rex Lawson had de geperforeerde pianorol daarvoor teruggevonden bij een antiekhandel. Na die avond en de retrospectieve die erop volgde, ben ik bij gelegenheid voor de programmatie beginnen werken en heb ik ook redactiewerk gedaan voor de driemaandelijkse brochure. Mijn cinefiele carrière begon bij de filmclub van het IAD tijdens mijn studies geschiedenis. Onlangs merkte ik dat al die prints afkomstig waren van de decentralisatie van CINEMATEK. Nadien ben ik het Filmmuseum beginnen bezoeken en ontdekte ik het plezier van volledige retrospectieven: Ozu, Cassavetes, Gérard Blain… Vrienden zijn daarbij altijd mijn gids geweest, ze zullen zich wel herkennen en ik bedank hen daarvoor. Nu is het vooral de manier van programmeren van anderen, intern en extern, waar ik van leer hoe en waarom te programmeren.

Céline: Ik studeerde Romaanse filologie en heb geen enkele filmrichting gevolgd. Voor mijn start bij CINEMATEK heb ik met veel toewijding gewerkt op verschillende plaatsen waar ik veel heb geleerd: bij een filmverdeler, in het audiovisuele departement van een museum voor moderne en hedendaagse kunst, voor een arthouse bioscoop. CINEMATEK was voor mij de ultieme werkplek (glimlacht).

Peter: Ik ben in 2000 bij het Filmarchief terecht gekomen na een studie filmregie aan het toenmalige HRITCS en een opleiding filmarchivistiek. Ik had al allerhande jobs gehad en op dat ogenblik verdiende ik vooral de kost met stukjes over fotografie en film voor een kunsttijdschrift. Aan het HRITCS heb ik film echt ontdekt, niet in het minst door verschillende avonden per week in het Filmmuseum voor een habbekrats twee of drie films na elkaar te zien. Daar is ook mijn liefde voor de stomme film gegroeid. Nu zie ik geen 10 à 12 films per week meer, maar ik ervaar daar geen groot gemis. De voorbije jaren heb ik nog het meest genoten van het herbekijken van films samen met mijn opgroeiende dochters en het meemaken van hun reacties erop.

Wat maakt iemand een goede programmator/trice?

Micha: Haar/zijn good looks (lacht). Iemand met een eerder brede kennis van film, die ook abstractie kan maken van zijn persoonlijke smaak.

Céline: Kunnen luisteren, je willen verdiepen in je werk, respect voor je onderwerp, geen ego, de zin om dingen te delen met anderen.

Peter: Bij ons kun je verantwoordelijk zijn voor een honderdtal films in het driemaandelijkse programma. Je moet dus kunnen inschatten wat je kunt aanvangen met films die je niet hebt gezien. En je moet daar een evenwicht in kunnen aanbrengen. In een team als dit is het goed als je een vorm van specialisatie hebt, een gebied van cinema dat je beter kent, maar je moet ook je eigen dada’s kunnen laten varen.

Christophe: Je moet een eigen stijl vinden en toch blikvernauwing vermijden door jezelf voortdurend in vraag te stellen. Je wil je palet verbreden en verbeteren en verschillende soorten publiek bij elkaar brengen. Je wil gevoelig blijven voor actualiteit zonder trends te volgen. Vooral bij CINEMATEK moet je je ook bewust zijn van de historische rijkdom van de collectie en in functie daarvan programmeren. Je wil films laten opdiepen uit de uithoeken van het depot, wat goed is voor de fysieke staat van de print, om ze nadien aan een publiek te tonen. Dat blijft de bestaansreden van een film. Als wetenschappelijke instelling van publiek nut zijn we een van de laatste plaatsen die niet winstgevend moeten zijn. Dat laat ons toe om een doordacht evenwicht te vinden tussen populaire films en films die zelden vertoond worden. Je wil ook een stem geven aan gemarginaliseerde of vergeten cinema.

Wat is voor jou de voornaamste functie, in het hele bioscooplandschap, van de filmprogrammatie van een filmarchief?

Céline: De mogelijkheid om een publiek het oeuvre, met al zijn resonanties, van een filmmaker/maakster, een collectief, een stroming, een kunstena(a)r(es), of een andere filmmedewerk(st)er te laten ontdekken.

Peter: Het is gemakkelijker te vergelijken met wat musea doen, dan met andere bioscopen. Een museum heeft een collectie, die dan gedeeltelijk publiek wordt gemaakt in een vaste tentoonstelling, en wordt aangevuld met tijdelijke tentoonstellingen. Bij ons is dat een doorlopende rotatie, in retrospectieven en anthologie-programma’s, van gekende en minder gekende films uit de collectie. Werk waarvan elke generatie de gelegenheid zou moeten krijgen om ze te ontdekken. Dat wordt dan aangevuld met films van elders, die ons opmerkelijk of interessant lijken, en die anders weinig kans maken om vertoond te worden.

Christophe: Het heden kun je slechts begrijpen als je het verleden bestudeert. Geschiedschrijving is selectief en wordt voortdurend herzien. Oudere films vertonen, is geschiedkundig en maatschappelijk waardevol en verrijkt de filmbeleving van toeschouwers. Het kan hedendaagse filmmakers ook alleen maar helpen om goede films te maken.

Peter: Dat we films uit alle periodes vertonen, is essentieel. Het is tenslotte onze opdracht als filmarchief en niemand zal het op deze manier in onze plaats doen. Er is een verbeelding, over hoe de wereld en de mensen in elkaar zitten, die geheel eigen is aan film. Je kunt geen echte stilte inlassen in een roman. Je kunt een voorwerp niet langzaam het hele blikveld van de toeschouwer laten innemen op het toneel. In een film kun je dat allebei wel. Wat en hoe je kunt vertellen met film is niet te herleiden tot de raakvlakken die het heeft met andere kunsten of media. En dat specifieke uitdrukkingsvermogen is al 125 jaar actief, en heeft een spoor getrokken van de 19e tot de 21e eeuw. De dragers daarvan hebben een intrinsieke houdbaarheidsdatum, maar die verbeelding zelf niet.

Micha: Typisch voor de programmatie van CINEMATEK doorheen de jaren is de grote kwantiteit films die we blijven vertonen. Dat we dit kunnen is natuurlijk volledig te danken aan de enorme eigen collectie waarover we beschikken. Als programmator is dat een grote luxe die we ten volle willen blijven benutten. En last but not least: zoveel mogelijk het publiek de kans blijven geven deze films te ontdekken in analoge filmprojectie!

Naar welk evenwichten streven jullie in de programmatie? Wat speelt daar allemaal een rol in? De actualiteit? Een canon? Vernieuwing?

Micha: Bij het samenstellen van een driemaandelijks programma is het altijd een beetje een op voorhand verloren strijd om zo evenwichtig mogelijk te zijn. We willen telkens een heel spectrum aan bod laten komen. Films uit elk decennium, van verschillende oorsprong, verschillende genres, van klassiek tot minder gekend. Sommige programma’s kunnen de actualiteit reflecteren of er net een andere of bredere historische kijk op bieden. De grote klassiekers uit de filmgeschiedenis tonen behoort zeker tot onze taken. Uit bezoekerscijfers merken we dat daar ook vraag naar is. Maar klassiekers alleen vertellen niet het hele verhaal en dat ‘canon’ moeten we als archief ook uit een breder historisch perspectief bekijken. Een bepaalde film of regisseur is momenteel misschien vergeten, maar was in zijn tijd een vaste naam. Naast de klinkende namen die de filmgeschiedenis gemarkeerd hebben, zijn er een heleboel minder gekende namen die ook hun stempel hebben gedrukt.

Céline: De canon is samengesteld door critici en theoretici van dezelfde sociale groep (vooral blank, mannelijk, heteronormatief en westers) en dat is problematisch. Veel stemmen uit de filmwereld komen daar niet aan bod: regisseuses, minderheden, enz. Daarbij komt jammer genoeg ook nog dat filmarchieven waar de collectie stopt bij de overgang naar digitaal de recente evoluties missen, zoals de toename van het aantal regisseuses. Ik wil de canon niet omverwerpen, maar de lijstjes met “klassiekers” en “beste films uit de filmgeschiedenis” lijken onbeweeglijk, repetitief en dezelfde in alle filmarchieven. Ze laten erg weinig plaats aan andere uitdrukkingswijzen en representaties. CINEMATEK probeert te ondervragen, evenwichten te vinden, de grenzen van de canon te doorbreken en er meer diversiteit in aan te brengen. Ledoux heeft overigens altijd met onder andere het filmfestival EXPRMNTL, de avant-garde verdedigd. Hij was een visionair die niet toeliet dat de collectie van het archief versteende, of eenduidig werd.

Peter: Over het idee van een canon van films kun je met filmliefhebbers een aardige boom opzetten. Je legt als cinefiel immers een persoonlijk parcours af. Over liefde onderhandel je niet met buitenstaanders. Dat houdt in dat je met volle overtuiging kunt houden van films die anderen slecht of middelmatig vinden. Dat lijkt tegengesteld aan het idee van een canon, van erkende meesterwerken en klassiekers. Maar je hoeft dat niet enkel te associëren met verplichte leeslijstjes en verouderde gevoeligheden, esthetische en andere. Het is geen litanie van alle heiligen waarvan de kwaliteiten in steen zijn gebeiteld. Net het tegenovergestelde is waar: het gaat om films waar telkens nieuwe generaties toeschouwers naar komen kijken omdat ze er nieuwe dingen in ontdekken, een dialoog mee kunnen aangaan. Die canon, of hoe je het ook wil noemen, is geen verplicht kijkvoer, maar een levende verzameling films die ontstaat en evolueert door een soort publieke consensus. Die consensus vertaalt zich in de opkomst voor de voorstelling en die bepaalt dan weer gedeeltelijk de frequentie van programmatie. En een consensus moet af en toe flink tegen de schenen worden geschopt. Dat vat ons werk min of meer samen.

Christophe: Wat ik bijzonder waardevol vind aan onze manier van werken is dat het teamwerk is waarin niemand zich van de anderen probeert te onderscheiden. We zetten onze naam niet onder onze programma’s. Het lijkt een detail, maar het is van belang de samenhang en het evenwicht van een geheel te vinden. Het getuigt ook van respect voor iedereen die bij dit werk betrokken is, zowel de archivisten met de kennis om films of boeken te bewaren, zij die de films nakijken, het onthaalpersoneel, de projectionisten, het communicatieteam, als IT en de boekhouding.

Peter: Films weerspiegelen wat er leeft in een maatschappij. Het is aan ons om dat op te pikken en een plaats te geven in onze programma’s. Maar ik zou me hoeden voor de instrumentalisering van de filmprogrammatie voor socio-politieke doeleinden, zelfs als ik die doeleinden volledig onderschrijf. Dus absoluut politieke films, maar geen gepolitiseerde programmatie. Een deel van onze programmatie moet overigens precies het tegenovergestelde doen: confronteren met niet-hedendaagse vormen en gedachten. Denken dat het verleden ons niets te vertellen heeft, is als denken dat andere culturen ons niets te vertellen hebben. Er is een naam voor dat laatste.

In welke mate hou je rekening met het publiek? Werk je vooral naar dat publiek toe, of eerder vanuit jezelf?

Micha: Een beetje beiden. We zorgen er zeker voor dat er voldoende klassiekers op het programma staan. Mensen verwachten dat ook. Maar we proberen daar regelmatig tegengewicht voor te bieden door ook voor minder evidente programma’s te kiezen. Natuurlijk komen je eigen smaken wel eens bovendrijven en leg je je persoonlijke accenten. Maar eigenlijk is er voor elk programma wel een publiek. Of dat dat nu groot of klein is speelt eigenlijk niet zo’n rol.

Céline: Wat het publiek verwacht is bijzonder belangrijk. Het onze lijkt wat opgeschoven, gespecialiseerder, jonger en met een meer diverse smaak. Op dat soort verwachtingen moeten we inspelen. Onze samenwerkingen met andere instituten, film- of kunstscholen en andere lokale actoren zijn essentieel om te weten wat er verwacht wordt, wat de noden zijn.

Christophe: Een publiek wil nieuwe dingen ontdekken in een zinvolle context. Het is voor een filmprogrammator echt een bonus om enkele keren per week in de zaal een film te zien samen met de mensen die hem komen ontdekken. Zo leer je “de zaal aanvoelen”. We hebben een uitzonderlijk publiek met zowel mensen die bijna dagelijks komen en een bijzondere en veeleisende filmcultuur hebben als enthousiaste nieuwsgierigen. Dat moeten we zo houden.

Peter: Een van de sterktes van CINEMATEK is dat we niet programmeren voor één publiek, maar voor een bonte verzameling publiekjes met diverse interesses. Als je een daarvan gaat favoriseren dan haken er andere af. En er zitten gelukkig ook heel wat mensen tussen die ongegeneerd zowel naar Zu neuen Ufern gaan kijken, als naar Handsworth Songs en Minority Report. Ideale toeschouwers in my book.

Christophe: Door de coronacrisis komt een deel van ons publiek niet meer opdagen. Dat gaat over mensen in risicogroepen, maar ook over mensen die spontaan naar de film komen en nooit reserveren. Bij elke publiek horen bepaalde films. Als dit zich voortzet, zal het impact hebben op de programmatie.

Hoe heeft de omschakeling naar digitaal de programmatie beïnvloed?

Christophe: Ik ben hier begonnen na 2011 en kan dus niets zeggen over een “omschakeling”. We zijn een archief en tonen vooral films op 35mm pellicule, wat erg gewaardeerd wordt en door omstandigheden één van onze specifieke kenmerken is geworden voor onze vertoningen.

Peter: De programmatie van CINEMATEK is in grote mate gebaseerd op Belgische adistributiekopieën die bij ons werden gedeponeerd. Sinds de digitalisering gebeurt dat niet meer. Wat buitenlandse films betreft, stopt het bij ons rond 2011. Dat betekent dat die films van elders moeten komen met veel extra kosten qua transport en huur van de films. Dat is nu nog niet zo hard te merken, maar binnen een jaar of vijf wordt een retro van een cineast die al tien jaar bezig is een dure noot om te kraken.

Micha: Het gebeurt nu wel vaker dat we van een verdeler of rechtenhouder te horen krijgen dat we best de Blu-ray zouden gaan kopen indien we een bepaalde film willen vertonen, maar de digitalisering heeft ook heel wat voordelen. Je hebt al die fantastische restauraties die overal ter wereld van films gemaakt worden. Naast de grote klassiekers zitten daar toch ook heel wat zeer zeldzame, vergeten of zelfs verloren gewaande titels tussen. Vroeger was het bijna onmogelijk hier een vertoonbare print van te vinden, maar nu zijn die films plots weer beschikbaar en leiden ze een nieuw leven. Ook vormen van cinema die zich eerder in de marge bevinden zijn nu gemakkelijker beschikbaar. Ze bieden ons de kans het publiek cineasten en films te laten ontdekken die zelden buiten het festival circuit te zien zijn.

Céline: Als we hedendaagse, levende cinema willen tonen mag digitaal geen obstakel zijn. We zijn uitgerust voor DCP en kunnen overschakelen van het een op het ander. Dat is eerder een verrijking.

In welke mate weerspiegelen de programma’s die je maakt je persoonlijke voorkeuren? Heb je taboes, films die je nooit uit eigen beweging zou vertonen?

Céline: Het naar voor schuiven van een onzichtbaar gemaakte, geëngageerde cinema blijft mijn prioriteit. Wat taboes betreft: er zijn heel wat films die ik nooit zou kunnen verdedigen, maar dat probleem heeft zich nog nooit gesteld. We zijn met vier en hebben verschillende smaken. Anderen kunnen die films op de affiche zetten en dat is heel goed zo.

Christophe: Onze opdracht is de hele cinema weer te geven, dus veel taboes en voorkeuren kunnen we ons niet permitteren. Ook hier wordt dit mogelijk gemaakt door collegiaal en anoniem te programmeren.

Peter: In principe doe ik aan geen enkele vorm van censuur. Als een film past in een bepaalde context dan wordt hij opgenomen in het programma. Ik zie ons publiek als volwassen mensen die voor zichzelf kunnen denken, zichzelf kunnen informeren en om kunnen gaan met meningen die ze niet delen of zelfs stuitend vinden. En ook films niet reduceren tot “publiciteit voor een standpunt”. Dat gezegd zijnde, ik blijf uit het vaarwater van films waarin je als toeschouwer verondersteld wordt voyeuristisch plezier te beleven aan sadistisch geweld, ironisch of niet. Ik vind die zelf als toeschouwer bijzonder onaangenaam, en vind het ook lastig om mij iemand voor te stellen die daar wel van houdt. Dat is een voorkeur, geen moreel oordeel.

Micha: Taboes zijn er wat mij betreft niet. Wat natuurlijk niet betekent dat elke film even regelmatig op het programma zal komen te staan. Maar uiteindelijk zou het wel fijn zijn mochten we op een dag kunnen zeggen dat we elke film die in het archief bewaard wordt ooit wel eens vertoond hebben.

Wat vind je de fijnste momenten, het leukste aspect van je job?

Peter: Het is vaak routineus hollen van de ene deadline naar de andere, maar als je af en toe zelf iets nieuws kunt ontdekken bij het samenstellen van een retrospectieve, dan maakt dat veel goed. En het mooiste zijn de momenten wanneer je mensen in de zaal zich enthousiast hoort uitspreken over iets wat ze dankzij het programma hebben ontdekt. En op café kunnen kletsen met Werner Herzog natuurlijk.

Micha: Het leukst is wanneer er iets voortvloeit uit een programma. Zo leidde het programma rond José Ramón Larraz tot de restauratie van diens Symptoms en kwamen we er voor Belladonna of Sadness achter dat de print die we hier conserveerden langer was dan de versie die in Japan werd bewaard. Onze kopie bleek gecensureerde sequenties te bevatten waarvan men dacht dat ze verloren waren. We hebben deze ingescand en ze werden gebruikt voor de restauratie van de film.

Er zijn ook enkele eigen filmrestauraties die gelinkt zijn aan programma’s, zoals dat het geval was voor de films van Hou Hsiao-hsien, Edward Yang en binnenkort Thierry Zéno. En de gasten in de loop der jaren: John Waters, die met hetzelfde enthousiasme al zijn fans bleef begroetten tijdens een meer dan drie uur durende signeersessie, Michael Cimino die – tegen mijn verwachting in – een enorm vriendelijke en bescheiden man bleek en me tijdens het eten verraste door het uitgebreid over Eddy Merckx te hebben, over wie hij ooit bijna een film had gedraaid.

En een mooie bonus is natuurlijk ook met onze collectie te kunnen werken. Regelmatig tref je er wel een titel in aan waarvan je verbluft bent dat we er een print van hebben.

Céline: Werken als team, creatief omspringen met opgelegde beperkingen, om programma’s te maken waar men op zit te wachten. Een volle zaal te zien, vol verwachting. Het contact met medewerkers, filmmakers of kunstenaars.

Christophe: Mij neerzetten in de zaal en de film zien verschijnen op het scherm.

* Foto’s van vóór de Corona crisis…